HOFLEVERANCIER SCHILD
Dit schild is aangekocht van een bedrijf dat is gespecialiseerd
in reproduceren en restaureren van oude bouwmaterialen
ornamenten en gevelversieringen.
Er was reeds een start gemaakt om dit schild in de oude
kleuren weer tot leven te brengen.
Deels was ook al bladgoud aan gebracht.
Dit is op een tentoonstelling gedaan als voorbeeld
hoe men met blad goud kan werken en in dit geval van
een hofleverancier schild.
Ik zal de komende weken proberen een nieuwe start te maken
om het schild verder af te maken en weer voor zien
echt blad goud.
Tevens even kijken welke kleuren ik evt. ga gebruiken
die het dichts bij de originele kleur van het
schild horen.
Van de Koning mogen zich in Nederland 493 bedrijven hofleverancier noemen.
Om meteen maar een misverstand uit de wereld te helpen: een hofleverancier levert niet per se aan het Hof. Dus Koning Willem-Alexander koopt zijn pakken niet verplicht bij Eduard Pelger en slagerij Dungelmann rijdt niet vast naar het paleis om kroketten te brengen. Er is geen sprake van een relatie tussen het Hof en de bijna vijfhonderd bedrijven die zich hofleverancier mogen noemen.
Die betrokkenheid is wel eens anders geweest. Lodewijk Napoleon Bonaparte, die van 1806 tot 1810 ook koning van Holland was, verleende als eerste de eretitel ‘koopman des konings’ aan bedrijven die hij als zodanig beschouwde. Koning Willem I voerde het nu nog gebruikte predicaat hofleverancier in. Aan het einde van de negentiende eeuw waren er in Nederland 93 hofleveranciers. Sindsdien is het aantal gestaag gegroeid.
Koningin Emma en Koningin Juliana gaven zelfs ook andere leden van het Koninklijk Huis de mogelijkheid het predicaat te verlenen met toevoeging van hun eigen naam. Zo gaf prins Bernhard aan vijftien bedrijven de naam hofleverancier met zijn naam in het wapen. Het waren bedrijven waar de prins zich betrokken bij voelde: een jacht- en sportcentrum in Biddinghuizen (begonnen als wapenwinkel in Utrecht), drie bierbrouwerijen en een biljartfabriek in Amsterdam.
Koningin Beatrix vond de lijst te lang worden. Zij besloot begin jaren tachtig maatregelen te nemen: alle hofleveranciers moesten aantonen dat ze het predicaat waardig waren – wie niet reageerde werd meteen van het tableau geschrapt. En alleen het staatshoofd mocht het predicaat nog verlenen.
Wel maakte ze een uitzondering voor de Bernhard-bedrijven: die mochten de titel blijven dragen zolang de prins leefde. Sindsdien moeten zij opnieuw meedingen naar het predicaat en voldoen aan aangescherpte criteria: minimaal honderd jaar bestaan, van enig belang zijn voor stad of streek en bedrijf en bestuurders moeten – uiteraard – van onbesproken gedrag zijn.